Hendrik van Lathum, 1295-1311
Hendrik van Lathum is de eerste heer waarover meer bekend is. Waarschijnlijk is hij geen zoon van Wenemar, omdat er ruim vijftig jaren zijn verstreken als Hendrik voor het eerst wordt genoemd. In 1295 treedt Hendrik van Lathum voor het voetlicht al shij als borg van graaf Reinald I van Gelre optreedt. In 1295 staat hij ook als borg te boek wanneer Hendrik van Ochten goederen opdraagt aan de bisschop van Utrecht.
Het wapen dat Hendrik voert is een schuinbalk met een barensteel met vijf hangers. Hetgeen verdacht veel lijkt op het wapen van de heren van Baer, met wie de verwantschap reeds geschetst is. Ook zij voeren nu een schuinbalk met een barensteel.
In 1302 getuigt hij te Didam als Bernard van Duven afstand doet van zijn goederen ten behoeve van Adam van Bergh. In deze oorkonde wordt hij als edelman als eerste genoemd. In 1310 treedt hij als judex (rechter) en tutor (soort leraar) op voor Adam van Bergh bij het gericht te Etten.
Op latere leeftijd lijkt hij als broeder te zijn toegetreden tot het Duitse huis. Rond 1330 heeft hij als Duitse broeder geld geleend ten behoeve van het Duitse huis te Koblenz